Columns van Smoel.nl

Perspectief
door Janske Mollen


Soms stemmen nieuwe dingen me treurig. Nieuw overheidsbeleid, een nieuwe vinding op het gebied van massavernietiging, het bericht dat iemand erg ziek is of niet lekker in zijn vel zit. Ik ben iemand die zich in gaat leven in de ander of in een mogelijke situatie. Dat maakt mijn gevoelsleven soms aardig complex.
Om mij heen gebeuren dingen die ik niet had voorzien en die ik ook niet had gewild of gewenst. Ik probeer aandacht te geven aan wie het nodig heeft en tijd te investeren in mensen die door een teveel eraan verpieteren. Dat betekent wel dat ik me vaak in vele bochten wring om iedereen te steunen en te helpen. Ik ben geen Florence Nightingale of een moeder Theresa. Ook bij mij kom ik ooit op de eerste plaats.
Maar toch. Als ik hoor dat vrienden van me worstelen met toekomstvragen en mensen die ik ken of liefheb, lijden onder vreselijke ziektes, dan krimpt mijn hart een beetje. Ik kan er niet zo goed tegen als anderen lijden, zeker niet als het mezelf beter gaat.
Het gekke is dat ik vorige week zelf nog worstelde met mijn leven. Het stond een beetje stil, leek het wel. Maar maandag veranderde dat compleet. De chef van de krant belde of ik vanaf half maart wilde komen werken. Nu zit ik al maanden thuis een beetje te fröbelen op internet en ontzettend kansloos Cameltjes weg te stomen, dus werk kwam mij goed uit. Alles beter dan de bijstand.
Daarna kwam de uitleg die alles anders maakte. Ik ga werken ter vervanging van een collega met kanker. Hij moet geopereerd worden en het herstel kan lang gaan duren.
En hoewel ik geen schuld heb aan die ziekte, voel ik me toch een beetje schuldig om dat nieuwe perspectief.

Soap
door Janske Mollen


Wat een soap zeg! Twee dagen in Zwolle en ik promoveer van figurant naar mede-hoofdrolspeler in een reallife-soap van jewelste. Zat ik daar op te wachten? Nee!
Nu ik eenmaal weg ben uit het Zwolse besef ik steeds vaker dat er ook voordelen zitten aan het niet dagelijks vertoeven tussen mijn vrienden, collega’s, mede-studenten en andere bekenden. Ik maak geen deel meer uit van de dagelijkse soaps die zich op diverse locaties, op verschillende momenten en met andere mensen afspelen in die stad.
Want er zijn voortdurend situaties waarvan je zuchtend denkt: “Moet dit nu weer?” Op school gaat het over klasgenoten, mede-studenten, docenten en leden van de Walterfamilie. Bij De Vier Jaargetijden komen niet alleen alle soaps van de Zwolse studenten samen, onder het personeel en personeel van andere kroegen ontwikkelen zich ook levensechte scènes voor een dagelijkse serie.
Soaps ontwikkelen zich in kleine gemeenschappen. Daar waar iedereen bijkans iedere minuut, dagelijks op elkaars lip zit, gebeuren de meest bizarre dingen. De ooit aan waanzin grenzende ontwikkelingen in Goede Tijden, nog slechtere tijden of Onderweg naar weer een rampdag, deden mij twijfelen aan het waarheidsgehalte van die series.
Maar nu na ruim vijf jaar Zwolle weet ik beter. Alles kan! Dakloze vrienden en collega’s, deurwaarders, bedreigingen met en zonder steekwapen, knipperlichtrelaties, snollenparades, steeds schaarser geklede dames aan de bar voor de heren erachter, neuken in de keuken, met drie vriendinnen ‘verkering’ hebben in dezelfde periode, iedere man te grazen nemen die ‘a’ zegt, midden in de nacht op straat staan omdat je gastheer je laat zitten, inbraak, een tot de grond afgefikt huis door toedoen van de vriendin van een der bewoners, hysterische homo’s, dronken vrouwen, bekende Nederlanders en een combinatie van die dingen. Noem het op en het is gebeurd.
En god, wat mis ik het.

Zonnebank
door Janske Mollen


Een hoofd volgepompt met ibuprofen, zwaar als lood, tranende ogen een snuffende neus, Keelpijn, doorlopend hoesten, slecht slapen. Jezus wat een week! Ik dacht dat er nooit een einde aan kwam. Ik weet precies waaraan ik die verkoudheid te danken heb; die treinreis van vorige week. Maar hoe kom je er vanaf?
Daar heb ik een wandelende gezondheidsencyclopedie voor: mijn moeder. En dus zaten er, naast die verkoudheid, honderdduizend goedbedoelde, maar oh zo irritante adviezen in mijn hoofd. “Vitaminepilletjes slikken, verse jus d’orange drinken, op tijd naar bed, warme dekens en warme kleren. Niet met natte haren de deur uit. Zet een muts op, ga even boven een stoombad hangen, doe je shawl goed om. Neem een warm bad, droog je goed af. Smeer wat Dampo op je borst.”
Zucht.
Ik ben helemaal niet in de stemming om dat allemaal te doen. Dat zware hoofd wil niet mee naar de dingen die ik wil gaan doen. Bovendien heb ik daarvoor adem nodig en die is even op. Ik loop de hele dag op Strepsils te zuigen en met een familiepak zakdoeken in de aanslag. Een gezellig gesprek voeren gaat niet, want ik hoor het niet en er is geen plaats voor in mijn hoofd. Daarnaast mag ik van een vriend van me niet lachen als ik met hem telefoneer. Dan lijkt het net of ik expres in de hoorn hoest.
Maar nu ben ik beter. Ik hoor alles, ik kan weer helder denken en ik kan vooral weer ademhalen. En omdat ik me zo goed voel ga ik woensdag naar Zwolle. Twee vriendinnen nemen onder het genot van een biertje afscheid van Nederland en hun vrienden hier. De dames gaan naar Curaçao. Niet alleen bekend van bolletjes en corruptie, maar ook van vreselijk goed weer en enorm relaxte stranden en vooral errug goed weer.
Zucht.
Heeft er nog iemand vitaminepilletjes en een zonnebank te leen?

Vol
door Janske Mollen


Weekendtassen in overvolle bagagerekken, jassen die een bedompte lucht van regenwater verspreidden, paraplu’s die irritant in benen prikken. Vrijdagmiddag drie januari en ik ben onderweg naar huis vanuit Zwolle. Twintig euro kostte me dit ritje. De terugreis is het altijd minder waard dan de trip naar het feest toe.
Ik ben ingestapt in een volle rokerscoupé en neergeploft naast een dame die met moeite haar Van Leest-zakje van de zitting haalde. Met mijn jas op schoot schoten we Wijhe en Olst voorbij terwijl ik in mijn broodje tonijnsalade beet. Conducteur.
Met één hand worstelde ik mijn portemonnee uit mijn jaszak, trok een haperende rits open en wurmde het treinkaartje tevoorschijn. Stempel erop, kaartje terug, rits dicht, portemonnee in jaszak. Broodje tonijn.
Deventer. De Van Leest-dame zwierde haar shawl in mijn rechteroog, maakte aanstalten tot opstaan, keek me geïrriteerd aan. Ik zuchtte, pakte mijn jas op, stond op, liet de dame erlangs, werd bijna meegesleurd door een kudde uitstappers en glipte mijn bankje weer in. Broodje tonijn.
Ik zag druk Zutphen, Elst en Arnhem concurreren met tot de horizon wegkijkende lege velden en druilerige autowegen vol schetterende lampen in nietszeggende dorpen. Ik genoot van een warme coupé, een sigaretje en de nasmaak van tonijn in de betrekkelijke vrijheid in een trein. Na het water dat aan de kades van Nijmegen snoepte, nam een groepje studenten de vierzitter in, zette het raampje open en vervolgde luid kwetterend het gesprek dat ze ’s nachts niet voerde wegens andere bezigheden.
Ik keek naar buiten, mijn shawl hoog omgeslagen voor de wind en bezag minutenlang lege weilanden, gescheiden door sloten met hoog water. Soppende schapen en een roerloze reiger. Den Bosch, Eindhoven. Een vol druipend busstation, zwetende bussen met beslagen ruiten. Nog een uur. Schuddend in een streekbus waar jong en oud staat en hangt, mijmer ik over al die ruimte tussen de steden.
’s Avonds thuis hoor ik Gerrit Zalm zeggen dat Nederland vol is.

This site tracked by OneStat.com. Get your own free site tracker.