Columns van Smoel.nl

De redactie spreekt

Door Wim Schluter

De Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Broertjes ontvangt mij op een winterse ochtend in december in zijn kantoor. Als hij de deur tussen de rinkelende en tikkende redactieburelen van de krant en zijn warm ingericht kantoor sluit, is het alsof een deken van stilte neerdaalt.

“Nu kunnen we rustig praten”, glimlacht Broertjes. Plots stijgt het geluidsniveau weer; Jan Tromp komt binnen. Op verzoek van Broertjes sluit ook hij de deur weer, waarna de deken van stilte weer z’n vertrouwde plek inneemt. Gedrieën settelen we ons in Broertjes’ zithoek.

“Echte rookstoelen”, constateert Tromp tevreden en zoekt z’n shagbuil. Broertjes protesteert plichtmatig tegen de rooklucht, maar tovert dan toch een asbak tevoorschijn. Tijd voor onthullingen.

“Een kwajongensstreek”, vat het illustere duo hun actie samen. Samen besloten ze, toen het einde van De Prins naderde, aan het werk te gaan. Samen ontdekten ze hoe makkelijk het is om niet-meer bestaande personen dingen te laten zeggen die ze in hun bestaan nooit gezegd konden hebben. En hoe makkelijk het is om de vertrouwde journalistieke vaardigheden te gebruiken voor een naar believen ingevuld verhaal. “Dat hoef ik u, als columnist, toch niet te vertellen”, zweert Tromp samen met de schrijver dezes. “Hoe makkelijk dat is”. En verder gaat het verhaal; hoe ze er nóg een dochter bij verzonnen. Hoe ze moesten lachen om dat zinnetje Trix heeft nix. Hoe Broertjes na een uurtje oefenen al snel de handtekening van De Prins kon natekenen op dat gekopiëerde briefpapier. En hoe ze verrast waren over de eenvoud waarmee Nederland het verhaal van De Prins aanvaardde en hoe de wraak van de RVD uitbleef. Hoe hun verhaal uiteindelijk tot een boek werd.

Bij het vertrek wrijft Broertjes staande bij de inmiddels weer geopende kantoordeur nog wat aarzelend over zijn kin. “Misschien”, aarzelt hij, “misschien moet je dit verhaal nog maar niet publiceren”. Na een korte blik van verstandshouding met Tromp vervolgt hij zijn verhaal. “Misschien moet je dit verhaal pas na onze dood vertellen”. Tromp knikt. “Dat lijkt mij ook beter. En vertel de buitenwereld ook nog maar niet dat ik weer rook”.

Mijn verloren land

Door Janske Mollen

Ik wil niet zwijgen. Ik wil niet treuren. Ik wil geen gehuichel. Geen vals sentiment. Maar ja, niets menselijks is mij vreemd. Dus ik hou al wekenlang mijn mond, ondertussen treur ik, verdraag ik het gehuichel en zie en ervaar ik vals sentiment.

De afgelopen weken schuif ik tussen meningen, gebeurtenissen en gevoelens heen en weer. Ik weet niet wat ik behoor te denken, behoor te voelen en behoor te zien. Ik twijfel over mijn gedachten en mijn gevoelens. Ik zie, denk en voel van twee walletjes.

Ik kak van de moord op Van Gogh, maar ik kak nog meer van het asociale gedrag van mijn medelanders sinds die dag. Ik kots van woorden als radicalisering, moslimfundamentalisme, veiligheidsanalyse en slachtofferrol. Ik kan wel janken als ik merk in wat voor land ik leef en kan wel schreeuwen om al die bevooroordeelde schellen van eenieders ogen te laten vallen. Ik krijg koude rillingen van het nummer van Lange Frans en Baas B, maar word misselijk van al die mensen die zo goed weten wat Theo bedoelde, hoe Ayaan denkt, wat welke minister wel of juist niet had moeten doen.

Ik heb geen oplossingen. Ik weet niet wat het beste is voor dit land. Dat weet ik soms niet eens voor mezelf! Maar ik weet wel dat praten niet altijd helpt als er zoveel pijn is gedaan. Als bij autochtoon en allochtoon de krassen diep in de ziel gekerfd zijn, kun je het niet meer afdoen met woorden als sorry of saamhorigheid. Dan kun je slechts wanhopig proberen om al die losse flodders Nederlanders bij elkaar te houden.

Ooit stond ik in mijn dorp, een vlekje op de kaart, en kreeg een mes op mijn keel:
‘Ga naar je eigen land!’ En sinds een paar weken denk ik niet meer: ‘Dit is mijn land!’ maar maalt constant door mijn hoofd dat ik weg moet uit dit verloren land. Maar waarheen?

This site tracked by OneStat.com. Get your own free site tracker.